Column Jos de Jong - Afgelopen donderdag 23 mei mochten we stemmen voor een nieuw Europees Parlement waarvan de volksvertegenwoordigers rechtstreeks zijn gekozen en die, als ze het goed doen, worden geacht om de belangen van de bevolking van 28 lidstaten te behartigen.
Het parlement bestaat uit 750 parlementsleden ofwel Europarlementariërs. Van het totaal aantal zetels heeft Nederland er 26 te verdelen. Het Europees Parlement is een machtig instituut in zetelend in Brussel waar vanuit onder andere economische, sociale, maatschappelijke en financiële richtlijnen worden opgesteld in de hoop dat ze worden nageleefd. Het is dus niet zo maar even een instituut, alhoewel velen daar anders over denken. De uitslagen zijn bekend en hebben hier en daar tot verbazing, geruststelling maar ook tot bevestiging geleid.
Tot de lidstaten behoren België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk (Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland) en Zweden.
De kandidaat-lidstaten betreffen: IJsland, Turkije, Montenegro, Noord-Macedonië, Servië en Albanië.
Meningen over het Europees Parlement
Veel kiezers zijn kritisch over de Europese Unie. Sommigen spreken zelfs van kapitaalvernietiging, maar wellicht is dat wat ver gezocht. Onderzoek van I&O Research in april 2019 toont aan dat ca 47% van de kiezers ontevreden is over hetgeen de EU de laatste jaren heeft gedaan en meent ook dat de macht van de EU veel te groot is. Met betrekking tot integratie vindt bijna de helft van de kiezers dat de EU hiermee te ver is doorgeslagen. De meeste kiezers beoordelen de EU wel als de enige en toonaangevende organisatie die bij internationale problemen een grote rol moet spelen en ook zaken moet oplossen, zoals bij de klimaatproblematiek, het vluchtelingenprobleem, de internationale veiligheid en de garantie voor onafhankelijke vrije journalistiek.
Wat kost de EU eigenlijk
“De EU kost alleen maar geld!” is een veel gehoord statement. En dat klopt ook wel. Maar, hoeveel is dat eigenlijk en hoe zitten de financiën van het Europees Parlement in elkaar? Wat verdient een Europarlementariër eigenlijk en, wat doet men in het Europese Parlement eigenlijk allemaal met het geld. Allemaal interessante vragen waarop niet altijd een duidelijk en concreet antwoord wordt gegeven. “Ja maar, hoe zít dat dan?”
Begroting
In 2018 bedroeg de begroting van het Europees Parlement € 1,95 miljard. De grootste kostenpost (ca 44%) betreft de kosten van de ca. 7.000 (beleids)medewerkers van het parlement. Europarlementariërs ontvangen natuurlijk ook een salaris, net als hun persoonlijke medewerkers. Dat betreft al snel ca 22% van de begroting. Dan blijft er ca 34% over voor o.a. de parlementsgebouwen dat wordt besteed aan de kosten van vertegenwoordigingen in de lidstaten, het hele IT-gebeuren, administratie, conferenties buiten Brussel etc.
Europarlementariërs
In het Europees Parlement hebben we 750 Europarlementariërs, dat is nogal wat. Daar komen dan ook nog zo’n 7000 beleidsmedewerkers bij. Men komt regelmatig bij elkaar vanuit de verschillende lidstaten die niet allemaal op een steenworp afstand liggen van Brussel. Dat geldt natuurlijk ook voor de tweewekelijkse stemmingen in Strassbourg. En dus worden er, naast alle personele kosten en naast de vacatiegelden die de Europarlementariërs bovenop hun salaris genieten, veel onkosten gemaakt. Het in stand houden van dit Europese fenomeen kost handen vol geld en moet voor een groot deel worden betaald door de lidstaten en ongetwijfeld eveneens door de internationale en vaak exorbitant hoog opgelegde boetes voor als de regels niet juist worden geïnterpreteerd en nageleefd.
Verdiensten Europarlementariërs
Alle Europarlementariërs ontvangen hetzelfde salaris. Dat bedraagt ca. € 8.750,00 bruto en ca.
€ 6825,00 netto per maand. Voor de Nederlandse parlementariërs geldt dat het nettosalaris gelijk moet zijn aan dat van een lid van de Tweede Kamer (ca. € 8048,00 bruto en ca. € 4700,00 netto). Daarom betalen de Nederlandse Europarlementariërs meer belasting.
Europarlementariërs profiteren, naast hun salaris, van een aanmerkelijk riantere onkostenvergoeding dan de leden van de Tweede Kamer en krijgen ook nog eens € 320,00 per dag aan vacatiegeld om ‘aanwezig te zijn’ in het parlement. (Ik kan me nog herinneren dat ooit een parlementslid het parlement binnenkwam en na een half uur half slapend kwalijk onderuit lag. Hij was in ieder geval aanwezig en kon dus ook zijn vacatiegeld claimen).
Voor algemene kosten, zoals bijvoorbeeld het huren van een kantoor, aanschaf IT-materiaal en telefoonkosten ontvangen de Europarlementariërs maandelijks ca. € 4500,00.
Niet elke parlementariër heeft een kantoor, is ook niet verplicht een kantoor te hebben maar hoeft deze uitgaven (verkapt inkomen) niet te specificeren. Merkwaardig dat dit op dit niveau mogelijk is en getolereerd wordt. Dat moet je als eenvoudige belastingbetaler toch echt uit je hoofd laten; je wordt door de belasting onmiddellijk gestraft, maar dat geldt niet voor een Europarlementariër. Een verkapt inkomen van € 4500 per maand; ik geef het je toe doen!
Ik kan me zo voorstellen dat, als je af en toe iets fundamenteels te melden hebt en je weet je weg in het politieke web, de functie van Europarlementariër weliswaar een drukke maar ook een zeer lucratieve is c.q. kan zijn.
Transparantie
Vanuit zeer veel (politieke) geledingen komen er steeds meer geluiden om de uitgavenpatroon van parlementariërs transparante(r) te maken. De meerderheid van het Europarlement is daar echter tegen. Waarom? Het antwoord laat zich eenvoudig raden! Nederland is altijd het braafste jongetje van de klas en is dat ook in het Europarlement, voor zover het inkomens betreft tenminste. Zij maken hun inkomsten wèl inzichtelijk. Men beweert dat het geld dat zij overhouden wordt teruggestort in hun eigen partijkas of dat het gaat terug naar het Europees Parlement. Wie zal het weten….
Jos de Jong