NL Magazine Column Bernard Klaassen - M’n mond wordt kurkdroog. Ik kijk dwars door de arts tegenover me heen. Ze zegt iets, maar ik registreer het niet. Haar stem is veranderd in een monotoon gezoem. De kamer vervaagt en het geluid gaat over in hysterisch gekrijs. Kleuren en beelden vermengen zich. En dan plotseling is er licht, … stilte. Ik zit rechtop in bed.
Mijn haar is drijfnat. Versuft kijk ik voor me uit. Het is de derde keer in een paar weken dat ik diezelfde droom droom.
Is het herkenbaar? Die sluimerende angst voor kanker? Dat je je afvraagt wanneer jij aan de beurt bent? Niet? Fijn! Stop maar met lezen. Begrijp me niet verkeerd, ik ben er niet dagelijks mee bezig. Maar dat onbehaaglijke gevoel hangt ergens. Het komt af en toe even op, om vervolgens weer in het grote niets te verdwijnen. Meestal wordt zo’n moment getriggerd door een roestig kuchje, een pijntje of een nieuwe moedervlek op een plek waar je onmogelijk bij kunt. Onbetekenende wijzigingen in je lijf. Ik weet niet of het de leeftijd is, ik ga richting de 50. Misschien is het dan normaal? Of is het de continue stroom aan nare berichten of toch ook aan het beleid van Rutte?
Kanker lijkt meer aanwezig dan ooit, intenser dan vroeger. Of lijkt dat maar zo? Op de middelbare school overleed een vriendinnetje uit mijn klas aan een hersentumor. Het was de eerste keer dat ik met “de K die je niet mocht noemen” werd geconfronteerd. Het voelde vooral heel oneerlijk, onwezenlijk ook. Dertien was ze nog maar toen ze de diagnose kreeg. Een prachtige meid met een geweldige bos haar, lief, vol levenslust en vol dromen. Die dromen werden haar niet gegund, haar haar viel uit. Een paar jaar later was ze er opeens niet meer. Zomaar. Pure willekeur. We snapten er niets van. Kanker was toch iets voor oude mensen?
Een kipfilet vult haar leegte
Over oude mensen gesproken: ruim tien jaar geleden werd bij mijn moeder borstkanker geconstateerd. Ze was nog niet halverwege de zestig. Geen uitzaaiingen gelukkig, het kon geopereerd worden. Ze verloor een deel van haar borst en kreeg een kipfilet mee naar huis. Om de leegte te vullen. Dat helpt, zeggen ze. Net toen ze dacht er klaar mee te zijn, kreeg ze baarmoederkanker. Ook dit keer operabel, maar zonder kip als vulling. Nu, de laatste jaren, steekt ze haar middelvinger op naar huidkanker. Ze is er dus nog steeds. Vijfenzeventig inmiddels en ze geniet. Ze geniet van al die kleine momenten die ze nog mag meemaken. We bellen een paar keer per week. En dan praten we over de dag, over belangrijke zaken en over niets. Ze kijkt sport bij de kleinkinderen en gaat met pa mee skiën in Oostenrijk. Ze mag niet meer in de zon, maar ze pakt stralend elke seconde. Ik ben trots op hoe positief ze is en hoe onverwoestbaar haar geest. En het zette me de afgelopen jaren aan het denken.
Hoe zou ik er zelf mee omgaan? Nu, op deze leeftijd? Een periode waarin werk en de opvoeding van je eigen kinderen centraal staan. Een tijd waarin je zou moeten bouwen. Zou ik ook zo sterk zijn, of zak ik door het ijs? Zou ik wegduiken in een hoekje of eerlijk mijn verhaal doen? Voor welke zaken zou ik nog vechten? Is er trouwens wel wat te strijden of is het gewoon afwachten en zo lang mogelijk overleven? Ik kijk met bewondering naar de mensen die niet droomden toen ze de diagnose kregen, die het er opeens mee moesten doen. Mensen waarvoor al die andere belangrijke zaken opeens niet meer belangrijk zijn.
Een paar maanden geleden alweer overleed een tennismaatje van vroeger, een warme gozer, knap, veel humor, sportief. Hij liet een vrouw en dochtertje achter en ongetwijfeld nog veel meer mensen die van hem hielden. Niet voor even. Nee, voor altijd. Ik nam geen afscheid. Althans niet fysiek. Maar hij blijft in mijn kop zitten, net als dat klasgenootje van de Havo en al die andere mensen van wie we eerder afscheid moesten nemen. Ik laat me onderuit zakken in de kletsnatte kussens, blaas uit en probeer me te herinneren hoe allesomvattend de uitslag was die ik kreeg. Wat voelde ik naast de angst? Wat vond ik nou zo belangrijk? Ik app m’n meisjes en m’n moeder dat ik van ze houd en ik besluit niet meer bang te zijn. Ik wil leven, genieten, zonder terughoudendheid. Vanavond eten we kip.
Bernard Klaassen
ygenzinnig.nl