Implicaties voor man-vrouw verschillen
NL Gezondheid - Vandaag werden de resultaten van het grote multicenter, gerandomiseerde iSPOT-D onderzoek gepubliceerd in Clinical Neurophysiology. In dit onderzoek is gevonden dat hersenactiviteit kan helpen te voorspellen of iemand baat heeft bij verschillende veelgebruikte antidepressieve behandelingen. Daarnaast komen in dit onderzoek duidelijk kwalitatieve man-vrouw verschillen aan het licht in hersenactiviteit, met gevolgen voor het voorspellen van de respons op antidepressiva.
Een internationale groep wetenschappers, waaronder onderzoekers van het Onderzoeksinstituut Brainclinics en Universiteit Utrecht, publiceert de resultaten van het internationale, multicenter iSPOT-D onderzoek (international Study to Predict Optimized Treatment in Depression). Aan deze studie deden 1008 patiënten met een depressieve stoornis mee en 336 volwassenen zonder stoornis. De depressieve patiënten kregen willekeurig een van drie veelgebruikte antidepressiva voorgeschreven. De onderzoekers hebben bij de deelnemers de hersenactiviteit gemeten, ook wel het EEG of QEEG genoemd. Wanneer gekeken werd naar verschillen in hersenactiviteit tussen depressieve patiënten en gezonde deelnemers, werden slechts kleine verschillen gevonden die niet geschikt zijn voor diagnostische doeleinden. Echter, de meeste analyses wijzen op kwalitatieve verschillen in hersenactiveringspatronen voor mannen en vrouwen met een depressieve stoornis. De mannen met een depressie hadden een verlaagde ‘alfa’ hersenactiviteit aan de achterkant van het brein, en de vrouwen een toegenomen ‘alfa’ hersenactiviteit aan de voorkant van het brein.
Voorspellen van gepersonaliseerde antidepressieve behandeling
Het primaire doel van de studie was om te onderzoeken of ‘biomarkers’ van hersenactiviteit, zoals het QEEG, behandeluitkomsten konden voorspellen. Deze studie demonstreert dat het gebruik van een enkele biomarker – namelijk frontale alfa asymmetrie – de behandeluitkomst kon voorspellen van vrouwen op escitalopram en sertraline (beiden behorend tot de SSRI’s). Deze biomarker maakte geen verschil bij de SNRI venlafaxine-XR en ook niet bij depressieve mannen. Een simulatie toonde aan, dat wanneer deze enkele biomarker gebruikt werd om patiënten op basis van hun individuele hersenactiviteit een SSRI of een SNRI voor te schrijven, de remissiepercentages toenamen van 46% naar 60% (een effectieve verbetering van 30%). “… het meest verrassende en veelbelovende aspect van deze studie is dat een individuele depressieve patiënt nu de meest geschikte behandeling kan krijgen met een aanzienlijk toegenomen kans op remissie. …’ zei Martijn Arns, de eerste auteur van de studie. Wanneer de bevindingen gerepliceerd worden, dan zou deze biomarker – eventueel in combinatie met andere biomarkers die geïdentificeerd zijn in de iSPOT-D studie – kunnen helpen bij de toekomst van Personalized Medicine, waarbij biomarkers gebruikt zullen worden om patiënten naar de juiste behandeling te begeleiden.
Reference:
Arns, M., Bruder, G., Hegerl, U., Spooner, C., Palmer, D. M., Etkin, A., Fallahpour, K., Gatt, J.M., Hirshberg, L. & Gordon, E. (2015). EEG alpha asymmetry as a gender-specific predictor of outcome to acute treatment with different antidepressant medications in the randomized iSPOT-D study. Clinical Neurophysiology. doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.clinph.2015.05.032
Opmerking: Deze studie is gefinancierd door Brainresource Ltd., echter, voor analyse en rapportage is door de sponsor geen enkele beperking opgelegd. Zie ook: www.brainresource.com/personalized-medicine/biomarkers