NL Magazine Maatschappij - Staten zijn verplicht om grove mensenrechtenschendingen te voorkomen, soms ook als de schendingen buiten hun grondgebied plaatsvinden. Maar de inhoud van deze verplichtingen is op bepaalde vlakken behoorlijk onderontwikkeld, betoogt jurist Nienke van der Have. Bovendien is de effectiviteit van genomen maatregelen in de praktijk soms twijfelachtig en is het onduidelijk wat de juridische gevolgen zijn als er meerdere plichtdragende staten in het spel zijn. Van der Have promoveert op woensdag 8 maart aan de Universiteit van Amsterdam.
In de laatste decennia is er veel aandacht geweest voor het voorkomen van grove mensenrechtenschendingen, onder meer door de genocides in Rwanda en Srebrenica. Er zijn concepten ontwikkeld zoals conflictpreventie en de zogenoemde responsibility to protect-doctrine. Dat laatste, vertelt Van der Have, houdt in dat staten mensen binnen hun grenzen moeten beschermen tegen bepaalde schendingen. De internationale gemeenschap moet de staten hierbij ondersteunen en ingrijpen als een staat tekortschiet. Het liefst via diplomatieke wegen, maar als het niet anders kan met geweld. Toch is onduidelijk gebleven wat de juridische verplichtingen van staten precies zijn. Voor Van der Have was dit reden genoeg om specifiek vanuit het internationale mensenrecht in kaart te brengen welke verplichtingen ter preventie staten hebben.
Foltering, genocide en arbitraire doding
‘Ik heb me op drie soorten grove mensenrechtenschendingen gericht’, zegt Van der Have. ‘Foltering, genocide en arbitraire doding.’ Ze onderscheidt daarnaast verschillende tijdfasen: verplichtingen op lange termijn, korte termijn, verplichtingen als mensenrechtenschendingen plaatsvinden en verplichtingen om na een schending te voorkomen dat iets dergelijks nog eens plaats kan vinden. De kortetermijnverplichting treedt in werking als een staat op de hoogte is van het risico van een mensenrechtenschending. Wat de staat dan precies moet doen? ‘Dat hangt af van de aard van de dreiging en van wat de staat precies weet – lastig te zeggen, dus’, zegt Van der Have. Langetermijnverplichtingen zijn vaak concreter: ‘Een staat moet dan bijvoorbeeld moord of haatzaaiing strafbaar stellen en waarborgen instellen tegen foltering in gevangenissen.’
Ontkenning
Maar in de praktijk blijft het lastig om een staat aan deze verplichtingen te houden. ‘Een staat heeft redelijk wat beoordelingsruimte. Er kan ontkend worden wat men wel en niet weet, bijvoorbeeld’, verduidelijkt Van der Have. En zijn er meerdere plichtdragende staten, dan kan de bal heen en weer gespeeld worden terwijl de schendingen doorgaan. Bovendien is de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties het enige orgaan dat internationaal ingrijpen met geweld mag sanctioneren, maar het vetorecht van de vijf permanente vertegenwoordigers zorgt vaak voor een politieke impasse.
Staten worden achteraf ook niet altijd verantwoordelijk gehouden voor schendingen, bijvoorbeeld vanwege de diplomatieke consequenties: ‘Stel je voor dat Nederland de Verenigde Staten voor het internationaal gerechtshof wil slepen omdat president Trump foltering inzet bij het ondervragen van verdachten van terrorisme, dan heeft dat natuurlijk gevolgen voor de relatie met de VS.’ Ze hoopt dat haar onderzoek in ieder geval meer duidelijkheid biedt over de inhoud en reikwijdte van preventieve verplichtingen en ruimte schept voor verdere rechtsontwikkeling. Van der Have: ‘De toename in aandacht voor preventie en mensenrechtenverplichtingen buiten eigen grondgebied bieden in elk geval hoop.’
Promotiegegevens
Mw. N.S. van der Have: The Prevention of Gross Human Rights Violations under International Human Rights Law. Promotoren zijn prof. dr. P.A. Nollkaemper en prof. dr. Y.M. Donders. Copromotor is dr. R. van Alebeek.
Tijd en locatie
De promotie vindt plaats op woensdag 8 maart om 14.00 uur.
Locatie: Agnietenkapel: Oudezijds Voorburgwal 231, Amsterdam.
NL Magazine Maatschappij - Staten zijn verplicht om grove mensenrechtenschendingen te voorkomen, soms ook als de schendingen buiten hun grondgebied plaatsvinden. Maar de inhoud van deze verplichtingen is op bepaalde vlakken behoorlijk onderontwikkeld, betoogt jurist Nienke van der Have. Bovendien is de effectiviteit van genomen maatregelen in de praktijk soms twijfelachtig en is het onduidelijk wat de juridische gevolgen zijn als er meerdere plichtdragende staten in het spel zijn. Van der Have promoveert op woensdag 8 maart aan de Universiteit van Amsterdam.
In de laatste decennia is er veel aandacht geweest voor het voorkomen van grove mensenrechtenschendingen, onder meer door de genocides in Rwanda en Srebrenica. Er zijn concepten ontwikkeld zoals conflictpreventie en de zogenoemde responsibility to protect-doctrine. Dat laatste, vertelt Van der Have, houdt in dat staten mensen binnen hun grenzen moeten beschermen tegen bepaalde schendingen. De internationale gemeenschap moet de staten hierbij ondersteunen en ingrijpen als een staat tekortschiet. Het liefst via diplomatieke wegen, maar als het niet anders kan met geweld. Toch is onduidelijk gebleven wat de juridische verplichtingen van staten precies zijn. Voor Van der Have was dit reden genoeg om specifiek vanuit het internationale mensenrecht in kaart te brengen welke verplichtingen ter preventie staten hebben.
Foltering, genocide en arbitraire doding
‘Ik heb me op drie soorten grove mensenrechtenschendingen gericht’, zegt Van der Have. ‘Foltering, genocide en arbitraire doding.’ Ze onderscheidt daarnaast verschillende tijdfasen: verplichtingen op lange termijn, korte termijn, verplichtingen als mensenrechtenschendingen plaatsvinden en verplichtingen om na een schending te voorkomen dat iets dergelijks nog eens plaats kan vinden. De kortetermijnverplichting treedt in werking als een staat op de hoogte is van het risico van een mensenrechtenschending. Wat de staat dan precies moet doen? ‘Dat hangt af van de aard van de dreiging en van wat de staat precies weet – lastig te zeggen, dus’, zegt Van der Have. Langetermijnverplichtingen zijn vaak concreter: ‘Een staat moet dan bijvoorbeeld moord of haatzaaiing strafbaar stellen en waarborgen instellen tegen foltering in gevangenissen.’
Ontkenning
Maar in de praktijk blijft het lastig om een staat aan deze verplichtingen te houden. ‘Een staat heeft redelijk wat beoordelingsruimte. Er kan ontkend worden wat men wel en niet weet, bijvoorbeeld’, verduidelijkt Van der Have. En zijn er meerdere plichtdragende staten, dan kan de bal heen en weer gespeeld worden terwijl de schendingen doorgaan. Bovendien is de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties het enige orgaan dat internationaal ingrijpen met geweld mag sanctioneren, maar het vetorecht van de vijf permanente vertegenwoordigers zorgt vaak voor een politieke impasse.
Staten worden achteraf ook niet altijd verantwoordelijk gehouden voor schendingen, bijvoorbeeld vanwege de diplomatieke consequenties: ‘Stel je voor dat Nederland de Verenigde Staten voor het internationaal gerechtshof wil slepen omdat president Trump foltering inzet bij het ondervragen van verdachten van terrorisme, dan heeft dat natuurlijk gevolgen voor de relatie met de VS.’ Ze hoopt dat haar onderzoek in ieder geval meer duidelijkheid biedt over de inhoud en reikwijdte van preventieve verplichtingen en ruimte schept voor verdere rechtsontwikkeling. Van der Have: ‘De toename in aandacht voor preventie en mensenrechtenverplichtingen buiten eigen grondgebied bieden in elk geval hoop.’
Promotiegegevens
Mw. N.S. van der Have: The Prevention of Gross Human Rights Violations under International Human Rights Law. Promotoren zijn prof. dr. P.A. Nollkaemper en prof. dr. Y.M. Donders. Copromotor is dr. R. van Alebeek.
Tijd en locatie
De promotie vindt plaats op woensdag 8 maart om 14.00 uur.
Locatie: Agnietenkapel: Oudezijds Voorburgwal 231, Amsterdam.