Column door Fred van Assendelft - NLMagazine, Columns - De mensen die ’s avonds bij de Mac staan om hamburgers en patat-met rond te brengen zien mij al van verre aankomen. Cuba loopt voorop en trekt aan de lijn om te zien of er misschien nog ergens een lekker hapje is gevallen.
De jongens, op één meisje na, dat helemaal apart staat of zit, roepen al “Hi Cuba”. Een paar zijn helemaal gek met de hond, maar Cuba moet niets van ze weten. “Mag ik hem aaien ?” is een veel gehoorde vraag. Niet alleen de kinderen uit de buurt willen die zachte vacht graag even aanraken, maar ook de vrijgevochten jongens van ÜberEats vinden haar schattig.
Ik heb al een paar keer gezegd dat Cuba een meisje is, maar ja, DE hond, dus HIJ. (Bijna alle DE-woorden worden als verwijswoord HIJ: de tafel, hij staat scheef.) “Ja, hoor, probeer hem maar te aaien, over zijn rug”, van de weeromstuit begin ik ook over ‘hem’ en ‘zijn’ te praten. De jongen bukt zich en Cuba maakt zich uit de voeten.
Cuba is echt een knuffel hond, ze wordt heel graag aangehaald, geaaid en geliefkoosd, maar alleen door ons, niet door onbekenden. Ik maak dan altijd het grapje dat ze niet door vreemde kerels aangehaald wil worden. De jongen blijft het proberen, maar zonder succes, Cuba is te snel.
“Weet je wat”, zeg ik, “geef haar maar een snoepje”. Ik graai in het plastic zakje dat ik in mijn jas heb en haal er een lekkere staaf met vleessmaak uit. Ik geef nog het advies om kleine stukje te voeren, maar de jongeman vindt het toch een beetje eng om stukjes voor die bek met tanden te houden en legt het hele stuk op zijn open hand. Veiligheid eerst. Hap – weg. De ÜberEats-jongen probeert nog een aai over de kop, maar helaas, Cuba is alweer een meter verder.
“Morgen weer een dag”, roep ik vol goede moed, “dan proberen we het weer.”
Langzaam loop ik verder, langs de Mac, over de markt waar vandaag allerlei kraampjes met eetwaar hebben gestaan en die geur blijft, tenminste voor een hond, erg lang hangen. Gelukkig is al het afval keurig weggehaald door de schoonmakers, Cuba heeft pech, er ligt niets meer.
Natuurlijk heb ik de volgende dagen weer geprobeerd haar te laten aaien, maar inmiddels hebben de jongens die poging opgegeven. Als ik dagelijks langskom hoor ik alleen nog uit verschillende monden: “Hi, Cuba.” Ik word verder genegeerd, terwijl ik toch vriendelijk genoeg “Goedenavond heren” zeg.