Door Fred van Assendelft - NLMagazine, Columns - Als je een hond hebt, dan moet je die uitlaten. Elke dag. Minstens twee keer, drie keer is goed en vier keer is luxe. Cuba is een luxe hond. Ze staat al ruim voor tijd klaar en kijkt dan met haar droevige, bruine ogen omhoog alsof ze vragen wil: “Komt er nog wat van ?” Zo’n hond.
Het leuke van uitlaten is dat je iedere keer mensen tegenkomt. Als je in een klein dorp woont, zijn dat natuurlijk iedere keer dezelfde mensen. Buurman De Vries, melkboer Godelief, de slager, de fietsenmaker op de hoek. Iedere keer weer, goedemorgen, goedemiddag, goedenavond. De laatste ronde kom je niemand meer tegen, natuurlijk, dan slaapt het dorp.
Ik woon in een stad en kom dus ook vaak verschillende mensen tegen, een mierenhoop in het groot. Dat is echt leuk. Soms zijn de voorbijgangers bang voor mijn middelgrote hond, want Cuba wil nog wel eens woest aan d’r lijn trekken, maar vaak is men vertederd: een lichtgekleurde Labradoodle met een schattig snuitje.
Mijn laatste ronde, om half elf, voert altijd langs de Mac, over de markt en dan weer terug. Bij de Mac staan altijd een aantal ÜberEats-mensen die daar wachten tot ze een bestelling op de fiets kunnen wegbrengen. Een beetje afzijdig zit, in het halfdonker, wat weg van een straatlantaarn, een figuur in het zwart. De figuur kijkt op het telefoontje en daarmee licht ze haar gezicht wat op. Een geheel in het zwartgekleed meisje met een spierwit gezicht.
Het aardige van een hond uitlaten is dat je ongegeneerd kunt blijven staan, zeker bij de Mac. De hond gaat onmiddellijk snuffelend op zoek naar een verloren patatje want zo’n lekkernij krijgt hij thuis niet en daarmee geeft hij de baas een alibi om rond te kijken. Het meisje kijkt op en ik spreek haar aan. Ook zij wacht op een delivery, Engels, want zo blijkt, ze komt uit Tsjechië en spreekt geen Nederlands. Ik vraag hoe ze heet. “Christina”, zegt ze. “Hi Christina, ik heet Fred en dit is Cuba”, weet ik eruit te brengen. De hond is uit gesnuffeld en we zeggen elkaar gedag: “Bye”.
Een paar avonden later rijdt ze me op haar fiets tegemoet, ze heeft waarschijnlijk net een delivery weggebracht. We zwaaien naar elkaar ik zeg: “Hi Christina.” Flink doorfietsend roept ze omkijkend met een verbaasde blik: “You remembered my name !”
Sindsdien groeten we elkaar altijd heel vriendelijk, soms maken we een praatje. Cuba’s naam weet ze nog heel goed, maar ze heeft geen idee meer hoe ik heet.