Column Fred van Assendelft - NLMagazine/Columns - Mijn laatste ronde gaat altijd volgens dezelfde route. Cuba weet het precies en heeft dan de leiding. Plassen en poepen gebeurt ook vaak op vaste plekken. Soms denk ik wel eens dat ik een autistisch hondje heb, of ben ik het misschien zelf?
We lopen ‘s avonds onder meer langs een pannenkoekenrestaurant. Bij mooi weer hebben de klanten buiten op het terras hun pannenkoek genuttigd en een enkele keer ligt er een nog een restantje op de grond. Zo’n lekkernij kun je als hond natuurlijk niet laten liggen, dus dan is het hap, slik en weg. Rustig genieten is er niet bij, want je weet nooit, misschien zijn er wel kapers op de kust.
Soms nemen de medewerkers van het restaurant nog een glaasje na afloop en dan hoor je de gezelligheid al van verre. Als het regent zitten ze binnen, maar als het buiten nog aangenaam is, zit de hele ploeg op het terras. Muziekje aan, drankje erbij en even lekker chillen met z’n allen. Ik maak dan vaak even een praatje met ze en vroeg hun een keer of het leven zo niet al te zwaar was. Ze kenden waarschijnlijk het lied van Brigitte Kaandorp - Ik heb een heel zwaar leven -, want lachend gaven ze antwoord op mijn variatie: ‘Nou, het gaat maar net, meneer. Mogen we Cuba nog een snoepje geven?’
Op één van die gezellige avonden stond hun muziek hard te blèren met klanken die mijn smaak niet waren. Toen ik opmerkte dat ik het een gezellige boel vond, maar dat ik de
liedjes niet zo mooi vond, kreeg ik meteen de vraag: ‘Wat vindt u dan mooi ?’
Oei, daar had ik niet op gerekend. ’t Ja, dan maar met de billen bloot: ‘Ik vind Paint it Black’ van de Stones wel erg mooi. Ach, ik kon het makkelijk zeggen, ze lopen toch niet naar binnen om het nummer op te zetten. Maar ik ben heel ouderwets, blijkbaar. Eén van de jongedames had de telefoon al in de hand en in no time hoorde ik de tonen van Keith Richards’ gitaar en een paar tellen later kweelde Mick Jagger dat hij een rode deur zwart wilde schilderen.
Dan blijf je uit beleefdheid nog even staan en wieg je wat mee op het ritme tot ik vond dat de gêne te veel werd, er genoeg beleefdheid was getoond en ik met goed fatsoen verder kon: ‘Bedankt, maar ik denk dat Cuba ongeduldig wordt, ik ga weer verder met m’n ronde.’
Nadat ik iedereen nog een gezellige nazit had gewenst, liep ik weg. Gelukkig kun je soms een hond de schuld geven.