NLMagazine Maatschappij, geschiedenis, slavernij - Jaarlijks passeerden er honderden haringschepen, er lagen walvisvaarders, oorlogsschepen en schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, de West-Indische Compagnie en particuliere rederijen en handelshuizen. Door de gunstige ligging en diepgang in het Marsdiep stond de wind daar ideaal om de zee op te gaan. De havens langs de Zuiderzee waren bovendien te klein voor de grote schepen.
Met kleinere schepen, zogenoemde lichters, werden ze vanuit die havens bevoorraad.
In totaal zijn er in 2 eeuwen tijd zo’n 400 slavenschepen vanuit Texel naar het Atlantisch gebied gevaren. Bij elkaar hebben deze Noord-Hollandse schepen bijna een derde van de 600.000 door Nederland slaafgemaakte mensen de oceaan over gevoerd. 1 op de 6 à 7 van hen haalde de overkant niet. 1 op de 8 van alle slaafgemaakten was kind.
De bekendste Texelaar die banden had met de slavernij is waarschijnlijk Albert Kikkert (1761-1819). Hij maakte carrière in de marine en kwam vaak op Curaçao, waar hij trouwde met de dochter van een grote plantage-eigenaar. Zelf werd hij dat ook. Bij toeval lag hij met een schip in de haven van Willemstad toen op de plantage van zijn schoonvader in augustus 1795 de grootste slavenopstand van het eiland uitbrak. De leider daarvan, Tula, was aan de winnende hand en had al gauw de helft van het eiland bevrijd. Door militaire versterking van buitenaf en verraad van binnenuit is de opstand van Tula uiteindelijk neergeslagen.
Bron: Provincie Noord-Holland