NLMagazine Hoorn, Maatschappij, Geschiedenis, slavernij - 1 van de 5 afdelingen van de West-Indische Compagnie, de Kamer in het Noorderkwartier, was gezeteld in Hoorn. De stad heeft veel bewindhebbers aan de Nederlandse handelsmaatschappij geleverd. Zij hielden kantoor aan de Binneluiendijk 2. In het fronton, de driehoek boven de daklijst, staat nog altijd het monogram: GWCH (Geoctroyeerde Westindische Campagnie Hoorn).
Hoorn had ook banden met de nog lucratiever Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Dat blijkt ook uit het omstreden standbeeld van Jan Pieterszoon Coen, de 4e gouverneur-generaal van de VOC. Hij is onder meer bekend van zijn rol in de nootmuskaathandel en het stichten van de handelspost Batavia (het tegenwoordige Jakarta).
Hoorn heeft – net als veel andere Noord-Hollandse plaatsen – ook een geschiedenis van mensen die zich tégen de slavernij keerden. Zo noemt dominee Jacobus Hondius de slavenhandel als een van de grove zonden in zijn boek ‘Zwart Register van Duizend Zonden’ (1679).
Mensenhandel was volgens hem tegen de goddelijke wil, want, zo stelde hij, ‘het zijn mensen net zoals wij’. Hij was een gezaghebbende man met veel aanhang. Een eeuw later keerde dominee Engelbertus Matthias Engelberts zich ook tegen de slavernij in een stuk in het tijdschrift de Vaderlander (1775). Hij roept daarin op om geen koffie meer te drinken, omdat het met slavenbloed was geproduceerd. “Drink zulk bloed, dat om wraak schreeuwt en noem u dan nog eene beschaafde Europeaan”, schreef hij.
Bron: Provincie Noord-Holland
