NLMagazine Kunst & Cultuur, poëzie - Als ik ‘s morgens de luiken aan de Zaadmarkt open, zie ik als eerste de poort naar het Bornhof , opgericht in 1723. Het was een tehuis voor oude mannen en vrouwen.
Op de stenen boog boven de poort staan een kromgebogen man en vrouw afgebeeld, levensgroot, leunend op een stok. Op de zuil tussen hen in een doodskop. Memento mori!
Nog steeds wonen er, particulier, vooral oudere mensen en aan de tuin in het midden van de hof met prachtige oude esdoorns, is het Genietcafé, gevestigd in het huis van kanunnik Borro uit de 14e eeuw.
Mijn ochtendwandeling begint altijd bij deze poort. Graag leid ik jullie via deze hof langs een aantal gedichten in het centrum van Zutphen om te eindigen aan de oostkant van het huis waaruit ik vertrok, het 14e eeuwse Ten Broeckhuis.
Meteen onder de oude man en vrouw staat op de poortboog:
Hier vloeit een springborn van nootwendigh onderhoud
Voor oude burgers, ‘t zijn dan mannen ofte vrouwen
Des heeren Borrenhof in Zutphens stadt gebout Kan die vervallen zijn milddadig onderhouwen.
Zo ging men in de 18e eeuw om met armen en behoeftigen. Met mildheid voor hen die “vervallen” zijn. Goedbedoeld natuurlijk.
Zutphen heeft een aantal hofjes. Zeer verschillend in grootte. De Bornehof en de Agnietenhof zijn het mooist. Rustige, groene oases in de stenige stad.
Zes jaar geleden vond men dat gedichten op lege muren de stad moesten versieren. Er was een restrictie, het mochten alleen gedichten zijn van dichters die in Zutphen wonen of gewoond hebben. De eerste die daarvoor in aanmerking kwam, was Ida Gerhardt (1905-1997). Ze woonde het laatste deel van haar leven in Eefde en Warnsveld, dus zeer dichtbij. Haar poëzie vind je op verschillende plekken en twee jaar geleden kreeg zij zelfs een standbeeld pal aan de IJssel.
Als ik de Bornehof verlaat, loop ik langs de Schupstoel (scheepstol) door de Beukerstraat (van bödicker, koopman), de Zutphense Kalverstraat, naar de Agnietensteeg. Daar staat het gedicht Onvervreemdbaar van Gerhardt.
Dit wordt ons niet ontnomen: lezen
En ademloos het blad omslaan,
Ver van de dagelijksheid vandaan.
Die lezen mogen eenzaam wezen.
Zij waren het van kind af aan.
Dit spreekt me zeer aan, het verlangen om op te gaan in een verhaal. Zeker nu in deze tijd fysieke contacten met familie en vrienden spaarzaam zijn. Vertoeven in een andere wereld, een andere tijd, een andere ruimte. Personen aan wie je je kunt spiegelen en kunt hechten. Steeds als ik dit gedicht heb gelezen, probeer ik het al verder wandelend te herhalen. Vast te houden. Soms denkend aan al die oud-leerlingen die als ze mij troffen in klas 2 VWO, minimaal 10 gedichten uit hun hoofd moesten leren en opzeggen voor de klas. Denkend aan Holland, Ik lag met moeder in de warme hei. Goed om een kleine voorraad poëzie bij je te dragen vond ik toen en nog steeds.
Uit de Agnietensteeg steek ik door naar de 15e eeuwse Agnietenhof, geopend tot één uur ‘s middags. De huizen met kleine tuinen staan om een groot ovaal grasveld heen. Daarop is een beeld te zien van een Moderne Devotiezuster die een laken uitspreidt om te bleken. Het is een beeldschone plek om te mogen wonen. Bij de uitgang spreekt Gerhardt namens de hof:
Ik ben de Agnietenhof, oase in de stad, zonlicht en schaduw schrijft wat in mij ligt vervat.
Dan loop ik langs de Berkelrivier en de Nieustadt, via de Spoorstraat naar de IJssel. Ik zie nu op een zijmuur een fragment uit het gedicht Slokjes van Bashar Almashaan. Zutphen heeft een asielzoekerscentrum gevestigd in een vroegere politieschool. Bashar is een Syrische geoloog, statushouder die hoopt op een toekomst hier. Laten we hopen dat Nederland “milddadig” voor hem blijft.
Waar ben ik nu nadat mijn hart is verpletterd?
Waar ben ik nu mijn lichaam vraagt:
Waar was mijn begin en waar ga ik heen? Wanneer worden mijn dromen aan de horizon gezien?
Eke Mannink, voormalig stadsdichteres, hielp hem bij het vertalen van het gedicht.
Nu door naar het beeld van Ida Gerhardt. Zij staat kijkend naar de oude IJsselbrug aan de kade.
Levensgroot afgebeeld, een kleine vrouw met kort haar en een bril, gehuld in een wijde regenjas op stevige platte schoenen. Met een regel uit haar gedicht Het schip achter haar:
Er stond een kind op de kade.
Ida een vrouw die jong van geest bleef. Een enthousiaste lerares klassieke talen (Lees haar Sonnetten van een leraar!) Een eenzaam kind dat in het schrijven van poëzie een vorm van verbinding vond. “Even Ida groeten”, zeg ik altijd als ik aan de wandeling begin.
De beroemdste nog levende dichter in Zutphen is H.C. Ten Berge. Zijn gedicht , speciaal voor die plaats gemaakt, staat op de kademuur verderop.
IJsselbrug in de ochtend
Mist boven de rivier, Meeuwen stil op de beschoeiing.
Ganzen stijgen met gestrekte halzen Uit de zilvernevel op.
Twee zwanen in scheervlucht over de waarden, Het zachte gefluit van hun vleugels, Het statige dalen.
Die grote groepen ganzen die je vaak ziet langs de IJssel blijven fascineren. Zit er een kleine Nils Holgersson bij, zo’n jongetje dat moet leren aardig en geduldig te zijn?
Terug naar het centrum van de oude Hanzestad, met stadsrechten vanaf 1190, via de Bakkerstraat. Daar lees ik het kwatrijn De nachtegalen van J.C.Bloem. Die knakker uit de Dapperstraat, zei iemand hier. Hij woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog een tijdje in Zutphen en Warnsveld samen met Clara Eggink.
Ik heb van het leven vrijwel niets verwacht, ’t Geluk is nu eenmaal niet te achterhalen
Wat geeft het?
In de koude voorjaarsnacht Zingen de onsterfelijke nachtegalen.
Dan ben ik bijna thuis. Nog even aan de zijkant van het stadhuis met antroposofisch geinspireerde aanbouw, langs een aantal regels uit Dolen en Dromen. Het gedicht waarin Gerhardt een ode aan de stad brengt.
Anderhalf etmaal ben ik omgegaan,
Mijzelf ontkomen, eindelijk mijzelf,
Waar alles stem kreeg, alles openging.
En dan sta ik vlak voor de Walburgiskerk, een 11e eeuwse kerk. Nu Gothisch met een beroemd orgel. Elke zomerse zaterdag zijn er middagconcerten. Hier vloeit een springbron van gerechtigheid, volgens Gerhardt. Via de achterkant loop ik terug naar de Zaadmarkt. Rechts ligt Dat Bolwerck, een Renaissancegebouw uit 1549, waar tentoonstellingen en concerten zijn, nu is het daar al maanden stil. Sinds dit weekend hangt er een groot schilderij achter een van de ramen, waarop twee handen zijn afgebeeld die met een ouderwetse afwasborstel een bord schoon wassen. Is het een teken voor het alles thuis moeten doen tijdens de lockdown?
Aan de overkant is de zijkant van het huis, waaruit ik de wandeling begon. Op die muur is het gedicht Kunst van Eke Mannink aangebracht in de zomer van 2016. Een veelvuldig gefotografeerd gedicht, sinds het toerisme naar de Graafschap en de Achterhoek enorm is toegenomen. We zijn met deze regels terug in de moderne tijd.
Kunst
Het hier is het nu
Neem de ruimte voor rust en gedachten
Het nu is het hier, haal diep adem (het later zal wachten)
Eke, journalist en dichter, plaatste het gedicht in de bundel Min met poëzie waarin ze afscheid nam van een geliefde vriendin. Een poging van haar om verlies in het leven te accepteren en weer te zijn in het hier en nu. Voor mij betekent dat naar binnen gaan en verder leven aan de andere kant van de Zaadmarktmuur, waar heden en verleden zijn verbonden.
Niet alle gedichten en dichters die een plaats op de muren van Zutphen kregen, zijn genoemd. Een wandeling met Probus 4, langs deze muurpoëzie is misschien een aardig idee voor de toekomst.
Lida Stefanski, Zutphen, 8 maart 2021.